Een warme lieve dame was ze. Inmiddels is ze overleden op hoge leeftijd maar wat waren de gesprekken fijn met haar. Ze had van alles: hartfalen, longemfyseem, een gebroken heup die niet goed heelde en een bovenarm die door een oude gecompliceerde breuk nooit pijnloos was.
Leeftijd maakte eigenlijk niet uit tussen ons. “We hadden het elke keer zo fijn met elkaar” zoals ze tegen me zei.
We spraken over het nieuws, haar geloof ( ik ben zelf niet gelovig maar dat was prima), haar kinderen en kleinkinderen, haar overleden man en haar levenszin. Mijn dromen en idealen, hoe ik het vak zag en mijn dansopleiding passeerden ook de revue.
We konden ook heel erg lachen met elkaar. Giechelen was het meer. Als twee jonge grietjes zeg maar.
Haar jeugd heeft een grote invloed gehad op de rest van haar leven. Als klein kind had ze last van nat eczeem en in die tijd moest je dan binnen blijven. Buiten spelen was uit den boze om infecties tegen te gaan. Altijd moest ze binnen blijven als anderen naar buiten gingen en dat was verschrikkelijk. In haar hoofd beleefde ze dan maar haar eigen avonturen.
Tijdens dat binnen blijven beloofde ze aan zich zelf dat zodra het mocht, dat elke dag naar buiten zou gaan voor de rest van haar leven.
En dat heeft ze tot hoge leeftijd altijd gedaan. Geen idee hoe ze het voor elkaar kreeg maar het lukte. Ook heeft ze veel gereisd en veel gezien van de wereld. Een avonturierster in hart en nieren.
Ik vroeg haar wel eens hoe ze het vol hield met zoveel pijn en haar antwoord was altijd: ‘Elke dag dat ik weer wakker word, is een kans om weer buiten te spelen. Die wil ik blijven pakken. “